Geen ochtendmens

Het is een gewone dinsdagochtend en dat betekent dat het vroeg is. Al zeker een paar uur een stem die steeds roept. Dingen vraagt. Of gewoon meedeelt. Bijzondere zaken niet zo zeer. Gewoon even laten weten dat hij al wakker is.

Het is een gewone dinsdagochtend en het is nu kwart voor zeven. Met al een driftbui achter de kiezen over het verkeerd benoemen van een graafmachine. Echt, zo vroeg zie ik het verschil niet. Overigens als ik echt wakker ben ook niet. Maar voor hem is het zo belangrijk. Net zo belangrijk als wat er in zijn trommel zit voor de lunch. Dat hij nu voor de vierde keer in een paar minuten komt vragen. Met het ook nog moeten klaarmaken van mezelf en meerdere broodtrommels, is het even klaar.

Het is een gewone dinsdagochtend en ik plof. Zachtjes, ik weet me ergens nog in te houden, maar er komen kleine knalletjes. Of hij even kan wieberen en uit mijn space kan stappen. Ik zeg het niet heel lief en de moed zakt in mijn schoenen. Als ik me nu al zo voel, hoe moet ik dan de rest van de dag zorgen? Voor hem, mijn werk, mijn partner, mijn omgeving. En mezelf. Laten we dat ook niet vergeten.

Het is een gewone dinsdagochtend en hij slaat zijn armen om mijn been. Zijn hoofd ligt tegen mijn heup. Zo groot is hij al. ‘Ik wilde je alleen even een knuffel geven hoor’. Hij drukt zich nog eens stevig tegen mijn been en stapt dan de keuken uit. Alsof er niets aan de hand is. Voor hem is dat ook niet. Hij heeft wat hij wil. Een graafmachine op zijn trui. Brood met kaas en kiwi voor lunch. En een vlugge knuffel aan zijn moeder gegeven.

Het is een gewone dinsdagochtend en het raakt me. Het raakt me dat mijn zoon het normaal vindt dat ik ’s ochtends halfbakken reageer. Zal het me lukken om ooit op een gewone ochtend meer ruimte te vinden? Meer ruimte in mijzelf en mijn aura? Dan kan ik die knuffel teruggeven. Door mijn knieën gaan en hem echt even zien. Die aai over zijn bol geven.

Want op deze gewone dinsdagochtend, kan hij er ook zo weinig aan doen dat ik geen ochtendmens ben.